Op 6 april 2021 oordeelde de rechtbank Zeeland-West-Brabant dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van een verdachte die bij zijn aanhouding in zijn been werd geschoten. Mr. Starmans trad in deze zaak op als advocaat van de verdachte. Hij betoogde dat de politie in strijd handelde met de Ambtsinstructie door een vuurwapen te gebruiken waarin dat, volgens diezelfde Ambtsinstructie, niet geoorloofd was. Ook stelde mr. Starmans dat het niet redelijk was zijn cliƫnt, die bij zijn aanhouding ten onrechte in zijn been werd geschoten en hierdoor blijvend letsel heeft opgelopen, alsnog strafrechtelijk te vervolgen; hij is immers al ernstig getroffen door het politiegeweld.
De rechtbank volgde het betoog van de raadsman en oordeelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging. De rechtbank stelde vast dat er in deze zaak iets verschrikkelijk mis is gegaan en overwoog onder meer; “Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat op grond van het beeld dat rijst uit het dossier en de behandeling ter zitting sprake is van een apert onredelijke vervolgingsbeslissing. Met ander woorden: geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie had kunnen oordelen dat met de (voortzetting van de) vervolging een redelijk belang gediend kon zijn.”
De uitspraak is via deze link volledig te lezen:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2021:1627